De Geraardsbergse mattentaart is zowat het meest befaamde streekproduct van Vlaanderen en zelfs van België. Het taartje heeft een eeuwenlange geschiedenis. Meer weten over dit mattentaartje?
De oorsprong en lange geschiedenis van het mattentaartje
Tot en met de 19de eeuw hadden alleen kloostergemeenschappen en kastelen ijskelders om melk enkele tijd te kunnen bewaren. De doorsnee boer had deze mogelijkheid niet. Daarom liet hij de volle rauwe melk schiften in ‘matten’ en wei, het procédé van het kaasmaken. De melk werd gekookt, gestremd door toevoeging van zure karnemelk en uitgelekt in een neteldoek. De wei die wegvloeide ging als voedsel naar de dieren. De uitgelekte wrongel werd gemalen en gemengd met suiker en eidooiers. De mattenbrij werd uitgespreid op een vierkant deeglapje, dat vervolgens overhoeks werd gevouwen en gebakken in een oven.
Deze werkwijze moet eeuwenoud zijn. In een 13de-eeuw troubadourlied was al sprake van ‘matten’ of ‘matton’. Het Geraardsbergse O.L.Vrouwhospitaal kocht in de 16de-eeuw regelmatig matten en mattentaarten aan. De bakkers uit de stad hadden toen al veel aandacht voor het produceren van kwalitatief hoogstaande producten. Op 12 december 1665 stelden ze een huishoudelijk reglement op en vaardigden kwaliteitsregels uit. Deze werden op 18 januari 1752 bij keizerlijk decreet bekrachtigd door Maria Theresia. Om de historische achtergronden en de kwaliteit van de mattentaarten veilig te stellen richtte de bakkersbond in 1978 de ‘Broederschap van de Geraardsbergse Mattentaart’ op. Deze organiseert sinds 1980 elk jaar een ‘Dag van de Geraardsbergse Mattentaart’.